FluentFiction - Dutch

Laughter in Amsterdam: A Memorable Bike Ride

FluentFiction - Dutch

12m 15sDecember 4, 2023

Laughter in Amsterdam: A Memorable Bike Ride

1x
0:000:00
View Mode:
  • Pieter en Sophie waren in Amsterdam.

    Pieter and Sophie were in Amsterdam.

  • De zon scheen.

    The sun was shining.

  • Pieter had een plan.

    Pieter had a plan.

  • Hij wilde Sophie blij maken.

    He wanted to make Sophie happy.

  • Hij wilde dat door te fietsen.

    He wanted to do that by cycling.

  • Pieter's fiets was oud maar sterk.

    Pieter's bike was old but strong.

  • Hij was trots op zijn fiets.

    He was proud of his bike.

  • Sophie keek naar hem en lachte.

    Sophie looked at him and smiled.

  • Ze was opgewonden.

    She was excited.

  • Ze hield van dit spannende plan.

    She loved this exciting plan.

  • Ze begonnen te rijden.

    They started riding.

  • De wind speelde met Sophie’s haren.

    The wind played with Sophie's hair.

  • Ze gingen door smalle straatjes.

    They went through narrow streets.

  • De huizen waren hoog en kleurrijk.

    The houses were tall and colorful.

  • De straten vol met mensen.

    The streets were full of people.

  • Iedereen was blij.

    Everyone was happy.

  • Toeristen maakten foto's.

    Tourists took pictures.

  • Het was een mooie dag in Amsterdam.

    It was a beautiful day in Amsterdam.

  • Pieter wilde Sophie iets laten zien.

    Pieter wanted to show Sophie something.

  • Hij wees naar de beroemde gracht.

    He pointed to the famous canal.

  • Het water blonk in de zon.

    The water sparkled in the sun.

  • Sophie’s ogen werden groot.

    Sophie's eyes widened.

  • Ze had dat nog nooit gezien.

    She had never seen that before.

  • Ze was verrast.

    She was surprised.

  • Pieter was blij.

    Pieter was happy.

  • Hij had Sophie verrast.

    He had surprised Sophie.

  • Maar dan, opeens, een probleem.

    But then, suddenly, a problem.

  • Een groep toeristen kwam hun kant op.

    A group of tourists was coming their way.

  • Ze waren druk bezig met foto's maken.

    They were busy taking photos.

  • Pieter probeerde de toeristen te ontwijken.

    Pieter tried to avoid the tourists.

  • Hij stuurde hard naar rechts.

    He steered hard to the right.

  • Ploep!

    Plop!

  • Pieter viel in de gracht.

    Pieter fell into the canal.

  • Sophie schrok.

    Sophie was shocked.

  • De mensen lachten.

    People laughed.

  • De toeristen schrokken ook.

    The tourists were also shocked.

  • Pieter klauterde weer uit het water.

    Pieter climbed out of the water again.

  • Hij was nat en koud maar lachte toch.

    He was wet and cold but still laughed.

  • Sophie kon ook niet stoppen met lachen.

    Sophie couldn't stop laughing either.

  • Pieter had Sophie blij gemaakt, maar niet zoals hij had gepland.

    Pieter had made Sophie happy, but not as he had planned.

  • Het was een dag die ze nooit zouden vergeten.

    It was a day they would never forget.

  • Een dag vol van lachen in Amsterdam.

    A day filled with laughter in Amsterdam.

  • En hoewel Pieter nat en koud werd, was hij blij.

    And even though Pieter got wet and cold, he was happy.

  • Hij had indruk gemaakt op Sophie, niet met zijn fiets, maar met zijn lach en goede humeur.

    He had impressed Sophie, not with his bike, but with his laughter and good mood.

  • En dat was het beste deel van de dag.

    And that was the best part of the day.