FluentFiction - Dutch

The Hilarious Bicycle Mishap: A Tale of Friendship and Rubber Ducks

FluentFiction - Dutch

12m 35sDecember 17, 2023

The Hilarious Bicycle Mishap: A Tale of Friendship and Rubber Ducks

1x
0:000:00
View Mode:
  • Nienke hield van fietsen.

    Nienke loved cycling.

  • Vandaag was een mooie, zonnige dag in Amsterdam.

    Today was a beautiful, sunny day in Amsterdam.

  • Daan, haar beste vriend, was bij haar.

    Daan, her best friend, was with her.

  • Ze hadden veel plezier.

    They were having a lot of fun.

  • Maar er was een probleem.

    But there was a problem.

  • Nienke's fiets had twee lekke banden.

    Nienke's bike had two flat tires.

  • Ze wist dat niet.

    She didn't know that.

  • Ze klom op haar fiets.

    She climbed onto her bike.

  • Ze probeerde te trappen.

    She tried to pedal.

  • Het ging niet erg goed.

    It didn't go very well.

  • Ze zwaaide en zwabberde op de smalle straat.

    She wobbled and swayed on the narrow street.

  • Daan lachte.

    Daan laughed.

  • Hij dacht dat Nienke gewoon grappig deed.

    He thought Nienke was just being funny.

  • Plotseling, oeps!

    Suddenly, oops!

  • Nienke viel van de fiets.

    Nienke fell off the bike.

  • Ze plonsde in de gracht.

    She splashed into the canal.

  • Het water was koud.

    The water was cold.

  • Ze schrok ervan.

    She was shocked.

  • Daan hield op met lachen.

    Daan stopped laughing.

  • Hij moest Nienke helpen.

    He had to help Nienke.

  • Hij rende naar een winkel.

    He ran to a shop.

  • Daar kocht hij een grote, opblaasbare badeend.

    There, he bought a large inflatable rubber duck.

  • De winkelier keek hem verbaasd aan.

    The shopkeeper looked at him in surprise.

  • Snel rende Daan terug naar de gracht.

    Quickly, Daan ran back to the canal.

  • Hij blies de badeend snel op.

    He quickly blew up the rubber duck.

  • Hij sprong op de badeend en peddelde naar Nienke.

    He jumped on the duck and paddled towards Nienke.

  • Nienke klampte zich vast aan de badeend.

    Nienke held onto the rubber duck.

  • Ze was verrast.

    She was surprised.

  • Ze lachte toen ze de badeend zag.

    She laughed when she saw the rubber duck.

  • Daan trok haar aan boord.

    Daan pulled her on board.

  • Samen peddelden ze naar de kant van de gracht.

    Together, they paddled to the edge of the canal.

  • "Dat was grappig,” zei Nienke, nog steeds lachend.

    "That was funny," said Nienke, still laughing.

  • Ze was nat, maar ongedeerd.

    She was wet but unharmed.

  • Daan lachte ook.

    Daan laughed too.

  • Het was een gekke dag geweest.

    It had been a crazy day.

  • Vanaf die dag controleerde Nienke altijd haar banden voordat ze ging fietsen.

    From that day on, Nienke always checked her tires before cycling.

  • En Daan?

    And Daan?

  • Hij hield de opblaasbare badeend bij zich, voor het geval dat.

    He kept the inflatable rubber duck with him, just in case.

  • Iedereen in Amsterdam wist over hun avontuur.

    Everyone in Amsterdam knew about their adventure.

  • Ze lachten en maakten grapjes.

    They laughed and made jokes.

  • Nienke en Daan lachten mee.

    Nienke and Daan laughed along.

  • Ze vonden hun avontuur ook grappig.

    They also found their adventure funny.

  • Het was een gekke dag geweest, maar ook een leuke dag.

    It had been a crazy day, but also a fun day.

  • En zo eindigde hun dag vol spanning en lachen in hartje Amsterdam.

    And so, their day filled with excitement and laughter ended in the heart of Amsterdam.